In suburbia

Het is woensdagavond en ik sta op mijn blote voeten in de gymzaal van mijn vroegere basisschool. De lijnen op de vloer zijn dezelfde die ik me kan herinneren, al lijken ze opnieuw overgeschilderd. In de kleedkamer staat dezelfde houten bank die de ruimte schuin in tweeën verdeeld. In het hok staan de springplanken, de bok en het rek met trefballen. Zelfs de witte klodders vogelstront op de ramen lijken dezelfde als twintig jaar geleden.

Om me heen staan mijn moeder, vier andere vrouwen en nog twee mannen. We volgen in opperste concentratie de bewegingen van een derde man die voor de groep staat. Af en toe krijg ik aanwijzingen. Knikkers tussen de vingers. Sluipen als een kat. Tennisballen onder je oksels. Ontspan. We eindigen de avond in een cirkel. Ik duw mijn handpalmen tegen elkaar en buig mijn hoofd. De tai chi klas is over. Mijn moeder en ik zeggen gedag en wandelen in twee minuten terug naar de voortuin van ons huis.

Sinds een week ben ik terug in Nederland. Ik verblijf in een logeerkamer in het huis van mijn ouders. Mijn moeder heeft mijn favoriete kledingstukken netjes opgehangen aan hangers, en de hangers aan een kapstok. Beneden hangen Welkom Thuis-ballonnen aan de lampen. Er is havermelk in huis, en vleesvervangers. Mijn zussen organiseerden een verjaardagsdiner voor me. Mijn ouders vertellen me dat ze op zoek zijn geweest naar een kast, zodat ik mijn spullen kwijt kan.

Ik ben bijna tien jaar geleden uit huis gegaan, en het stond niet per se op de planning om op mijn dertigste terug te keren. Dat ik terug naar Nederland zou komen in september stond wel vanaf het begin van mijn reis vast. Ik kamp al mijn halve leven met buikpijn en andere onduidelijke klachten, en krijg deze maand eindelijk een grondig onderzoek in het ziekenhuis. Ook deel ik op papier nog een huis met mijn ex, en in de praktijk staan er ook nog spullen van mij in dat huis.

Ik moest terugkomen. Ik heb hier dingen te doen. Niet per se leuke dingen, wel dingen die gedaan moeten worden. En ik was er eerlijk gezegd ook aan toe. Drie weken stedentrippen leerde me dat ik niet heel graag voortdurend onderweg ben. Reizen is leuk, tot op zekere hoogte. Maar het gevoel geen doel te hebben behalve maar ergens aan komen begon al gauw aan me te knagen. Ik ben liever langdurig op één plek.

Maar welke plek? Ik zit op de rand van mijn bed en luister naar de voicememo’s van vriendinnen. Lieve, troostvolle stemmen vertellen me dat ik me niet voor deze fase hoef te schamen. Dat volwassen zijn er nu eenmaal anders uit ziet voor onze generatie. En dat er ook iets moois zit in terugkeren naar je ouders, omdat je het kunt zien als een nieuw startpunt. Opnieuw beginnen met opgroeien.

Ik spendeer mijn dagen met het schrijven van verhalen en sollicitatiebrieven. Ik dop boontjes met mijn moeder en maak een wandeling over de dijk achter ons huis. Ik fiets langs het meer naar het dorp op de elektrische fiets van mijn moeder en roep over mijn schouder naar mijn vader dat het schandalig is hoe hard ik ga zonder enige inspanning. Ik verbaas me over hoe alles hetzelfde en toch anders is.

Ik praat veel met mijn ouders. De gesprekken tussen ons zijn open en prettig. Ik doe mijn best om mijn draai te vinden in een leven wat zowel bekend als vreemd voor me voelt. ‘Je kunt altijd terug komen.’ Dat is iets wat iedereen tegen me zei, toen ik aan mijn reis begon. Maar terwijl ik me door mijn geboorteplaats beweeg realiseer ik me dat dit niet helemaal waar is. Er is nooit echt een weg terug. Je kunt alleen vooruit.

Eén gedachte over “In suburbia”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *