Ik ben hier

De laatste keer dat ik hier iets schreef, was ik net terug van mijn reis. Ik woonde bij mijn ouders. Ik was niet langer onderweg en voelde voor het eerst het zware gewicht van werkloos zijn. Zwervend door dat vreemde doelloze niemandsland kon mijn hoofd maar één ding: dromen over mijn volgende bestemming.

Een huisje in het bos, had ik bedacht. Een hondje. Een moestuin. Ik fixeerde me op die stip op de horizon. En de tijd die ik nodig zou hebben om de afstand  van het hier en nu naar dat ene specifieke stipje te overbruggen, voelde als een periode die ik door wilde spoelen. Ik wilde zo snel mogelijk dáár zijn, op die fabelachtige plek die ik voor mezelf had bedacht.

Omdat ik graag in het later wilde wonen, praatte ik honderduit over mijn plannen. Ik hoopte dat het hardop uitspreken van mijn dromen me aan de uitvoering vast zou ketenen. Dat ik het mezelf meer zou beloven als anderen het ook wisten, dat de tijd dan misschien zou versnellen. Ik schreef notitieboekjes vol met ideeën, begrotingen, bestemmingen. Ik solliciteerde me een slag in de rondte, want plannen maken is gratis, maar de realiteit kost geld. Het voelde koortsachtig. Rusteloos. Ik raakte gefrustreerd van alles wat me vertraagde. Want ik moest en zou, sneller, verder. Ik had haast, geen geduld voor de realiteit.

Ik stopte ook met hier schrijven. Ik denk omdat de stukken die ik hier afgelopen zomer schreef alleen konden ontstaan bij gratie van het stilstaan en observeren. En precies dat deed ik niet meer. Want in mijn hoofd was ik al ergens anders.

Nu is het een half jaar later. Ik zit in de woonkamer van het eerste huis dat alleen van mij is. Nog nooit eerder hoefde ik niks te delen met familie, huisgenoten of een partner. Vanzelfsprekend heb ik de muren daarom lila en geel geverfd, en bij de kringloop bontgekleurde borden gekocht. Niemand vertelt mij hoe het moet.

Dit huisje is geen huisje in het bos. In plaats van bomen ben ik omringd door bakstenen, door kranen en containers, door asfalt en door het water wat door de havens stroomt. En dat is wennen. Ik woon in een stad waar claxonneren iedereens eerste taal is, het gesuis van de metro echoot over mijn balkon, de neonlichten schijnen door mijn ramen. Ik heb nog geen gordijnen. Ik heb een wasmand die voorlopig dienst doet als prullenbak. Ik heb namelijk nog geen prullenbak, en ik heb ook nog geen wasmachine.

Wat ik wel heb: zin om te schrijven. Zin om de dagen bewust mee te maken, om rustig de afstand van hier naar die stip in het later af te leggen, en ondertussen alles te zien wat ik tussendoor tegen kom. Zin om een nest te bouwen tussen de wolkenkrabbers, en van daaruit verder te kijken. Een week geleden heb ik hier voor het eerst geslapen. Toen lag er alleen nog maar een matras. Inmiddels staat er ook een bank, een bureau, twee kasten en een salontafeltje, en de vloer is bezaaid met heel veel onuitgepakte zakken en dozen. Op de nagel van mijn linkerpink zit nog grondverf. Ik heb veel te veel fruit in huis voor één persoon, maar de mandarijnen kleuren in ieder geval mooi bij de muren. Mijn zomerjurken hangen voor de ramen. Ik ben hier, en nergens anders.

Eén gedachte over “Ik ben hier”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *