Het zwarte schaap (een schapensprookje)

Er waren eens… drie kleine schaapjes. Ze woonden in een grot omringd door bomen in het binnenland van Portugal. Voor de grot hadden ze een klein stukje land met daaromheen een stevig hek. Het landje was bedekt met een overvloedige voorraad hooi, en in grond stond een grote emmer koel water.

Elke avond klonk er in de schemering een stem vanuit het bos. ‘Kòòòm-kom-kom-kom.’ Als de schaapjes die stem hoorden, gingen ze verwachtingsvol bij het hek staan. En elke avond verscheen er een man, soms vergezeld door een vrouw en een klein meisje. Door het hek werden dan allerlei heerlijkheden aangereikt zoals vers gemaaid groen en restjes uit de keuken van de mensen. Het was een goed leven.

De schaapjes hadden geen idee dat hen nog zoveel meer te wachten stond.

Oké, laten we de beestjes bij hun naam noemen: de schapen heten Pirouetje, Fonzy en Boapetchichi (geen pseudoniemen). Puberschapen zijn het, haast lammetjes nog. Ze zijn sinds mei op Posmorto. Pirouetje is rozig wit en sabbelt graag aan vingers. Boapetchichi is groter en knokiger dan de rest en zwartwit gevlekt. Fonzy, het enige bokje, is roomwit en heeft al mooie gedraaide hoorns op zijn kop. In het komende voorjaar wordt hij hopelijk vader van twee nieuwe schaapjes. Zo zal de kudde zich langzaam uitbreiden.

De schapen zijn op Posmorto met een missie: de uitgestrekte terrassen en weiden kort, bemest  en minder vatbaar voor bosbrand maken. Mijn eerste week stond volledig in het teken van de schapenomheining. We spanden gaas, bouwden poortjes en zeiden elke avond: nog heel even, en dan kunnen de schaapjes naar de wei. We keken allemaal reikhalzend uit naar dat moment en ik vertelde het ook elke dag aan de schapen zelf, als ik langs hun stal wandelde.

Pas toen we de schapen een belletje probeerden om te doen, begon het te dagen. Dat het misschien nog wel eens een uitdaging kon worden om de schapen daadwerkelijk naar de wei te krijgen. De stal ligt niet direct naast de weide. Het is een stukje lopen over een bospad. Gevaarlijke ontsnappingsroutes te over, dus waren we van plan om de dieren aangelijnd aan de route te laten wennen. Maar dat was voor we doorkregen dat het dat Boapetchichi absoluut geen halsbandje om wil.

Sterker nog: Boapetchichi wil niet dat we bij haar in de buurt komen. Ze is het enige schaap dat door haar vorige eigenaar geschoren is. We vermoeden dat dat geen leuke dag voor haar was. Ze zet nu alles op alles te om uit de handen van mensen te blijven. Als we een stap in de stal zetten, verstopt ze zich paniekerig in de grot. Ze is razendsnel en springt als het nodig is over de andere schapen heen om zich maar uit de voeten te maken.

Pirouetje en Fonzy zijn daarentegen mak als – jawel – lammetjes. Ze protesteren niet tegen de halsbandjes en laten zich gedwee aanlijnen. We besluiten Boapetchichi met rust te laten, en de andere twee voor die dag alvast naar de wei te brengen.

Zodra we met Pirouetje en Fonzy vertrekken, begint Boapetchichi hartverscheurend te blaten. Schapen zijn kuddedieren, en het vertrek van haar maatjes maakt haar zichtbaar van streek. De andere twee schapen beantwoorden haar geroep, het gemekker galmt door het bos. Arme Boapetchichi blijft de hele dag onvermoeibaar roepen vanuit haar stal, maar haar weeklaag wordt al gauw niet meer beantwoord. Eenmaal op de weide sluiten Pirouetje en Fonzy snel vrede met de nieuwe situatie. Ze hebben zeeën van ruimte, een enorme hoeveelheid eten en: ze hebben elkaar.

Het maakt me verdrietig om te zien hoe Boapetchichi zichzelf in de weg zit. Haar angst heeft haar in een houdgreep. En met elke poging die we doen om haar te bevrijden, wordt de greep intenser. We zijn de personificatie van haar angst, alles wat we doen bevestigd alleen maar wat ze vreest.

Ik snap haar wel. Het is niet makkelijk om vertrouwen terug te vinden, als je het eenmaal bent kwijtgeraakt. Ze associeert mensenhanden met pijn. Hoe kan ze weten dat die van ons haar alleen zachtjes willen begeleiden? Ik weet uit ervaring dat ik in haar positie ook de benen zou nemen. Ver weg zou blijven van potentiële ellende. Maar de ironie is dat haar zelfbescherming haar ook pijn doet. Want het is duidelijk dat ze liever bij de andere schapen wil zijn.  

G. komt met de oplossing als hij ziet dat Boapetchichi ’s ochtends door de poort probeert te glippen met de andere schapen. Ons vertrouwt ze niet. Maar de behoefte om bij haar kudde te zijn is groter dan haar angst.

Sinds die dag brengen we Fonzy en Pirouetje aangelijnd naar de weide. En Boapetchichi gaat met hen mee. Ze loopt als enige los, tussen de andere schapen in. Ze verliest haar familie geen seconde uit het oog en blijft daardoor netjes op het pad. Haar vertrouwen groeit met elke dag dat we haar loslaten. Inmiddels kunnen we haar zelfs aanraken en knuffelen. Ik denk dat we haar kunnen aanlijnen, als we dat zouden willen. Maar dat is niet meer nodig. Boapetchichi weet precies waar ze moet zijn.

Eén gedachte over “Het zwarte schaap (een schapensprookje)”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *